Allerzielen, Allerheiligen,…de dagen dat we stilstaan bij onze doden. In 837 riep paus Gregorius IV 1 november uit als een gedenkdag. Voordien was het reeds een belangrijk moment. Mensen kwamen samen om een ritueel herdenkingsmoment te houden voor hun overledenen en voorouders. Het is een manier om te rouwen maar ook om te her-inneren. Vandaar dat het ook een dodenminne wordt genoemd waarbij `minne`staat voor herinneren. Men at, dronk en danste samen op de graven van de overledenen. Ter herinnering. Om ze te betrekken bij het leven van de levenden. Ze lieten ook maaltijden en offers achter op die graven. In Georgië koestert men die mooie traditie nog: op hun graven bouwen ze zelfs picknicktafels voor als de kinderen willen eten of drinken op hun graf. In het westen is het helaas totaal verdwenen. We herkennen het nog een beetje in de begrafenismalen. Algauw greep de kerkelijke macht in om de lijkmalen of dodenmalen te verbieden. Ze beschreven het als braspartijen in plaats van als ingetogen herdenkingen. Dat laat natuurlijk wel mooi de kijk van onze voorouders zien: er was geen duidelijke scheidingslijn tussen dood en leven en zowel de levenden als de doden behoorden nog tot de gemeenschap. Ze vierden het leven van hun voorgangers. Elk leven was vruchtbaar, ook elke dood.
Misschien moeten we hier vaker bij stilstaan?
Hoe mooi het leven is, met het aangezicht naar de dood.
Hoe bruikbaar die rituelen vandaag nog kunnen zijn.
Laten we dus vandaag vanuit liefde en vreugde de doden herdenken, dankbaar zijn omdat ze waren wie ze waren, om het pad dat ze geëffend hebben voor ons en laten we vooral dankbaar zijn voor alle wijsheid die ze ons aanreiken. Als dat geen ritueel feest waard is, wat dan wel?
Doden verworden
de weg naar eeuwigheid
als we her-inneren
wie zij waren voor ons
welke weg zij namen
om ons te laten worden
tot wie we zijn
Gudela