Luid gejoel en veel gelach: het resultaat van een avond zwarte pieten. Gisteren schaarden mijn kinderen zich rond te tafel voor hun favoriete kaartspel. Het spel is al zeker honderden jaren oud. Oorspronkelijk was het een spel voor volwassenen: men moet de zwarte piet (schoppen boer) zo snel mogelijk proberen door te spelen. Degene die er op het eind van het spel nog mee zit, krijgt straf: zijn gezicht wordt zwart gemaakt met een verbrande kurk. Na enkele rondjes ziet de grote verliezer er uit als een echte zwarte piet. Vooral dat laatste onderdeel vinden onze kinderen prachtig.
`Heeft het kaartspel zwarte piet eigenlijk iets te maken met de knecht van Sinterklaas?` vroeg ik me gisteren af. Op het eerste zicht lijkt het van niet. Het kaartenmuseum in Turnhout schetst kort de historie: ‘ iemand de zwartepiet toespelen’ wordt gebruikt als een term voor ongeluk hebben en bestaat waarschijnlijk al enkele honderden jaren als zodanig. Het ligt waarschijnlijk in het verlengde van `het zwarte schaap`. Maar waarom wordt `zwart` gebruikt als aanduiding van ongeluk?
Over het kaartspel
Waar komen speelkaarten vandaan? Het oudste exemplaar hebben ze gevonden in China en lag waarschijnlijk in het verlengde van de opkomst van het papier. Later zien we ze opduiken in India en Perzië. Pas in de 14e eeuw zien we ze in Italië en zodoende in Europa. De huidige kaarten verzinnebeelden nog steeds symbolen uit de Middeleeuwen.
Symboliek uit de Middeleeuwen?
Wat opvalt in het kaartspel is dat de Asen, de heren, dames en boeren bij mij als historisch opgeleide een belletje doen rinkelen: kennen we de Asen niet als de goden uit de voor-Christelijke tijd en zouden de heren, dames en boeren niet kunnen verwijzen naar de drie standen uit de Middeleeuwen? Is het kaartspel een weergave van de drie maatschappelijke lagen van de Indo-Europese maatschappij, dus gekend in heel Europa en India? Het feit dat in het oorspronkelijk kaartspel er ridders waren in plaats van dames, bevestigt mijn vermoeden.
De Indo-Europese godentrias is een concept dat is ontwikkeld door de Franse mytholoog Dumézil. Hij meende drie lagen aan te treffen in de religies van de Grieken, Kelten, Indo-Iraniërs, Baltische volkeren, Germanen en Slavische volkeren. Deze zouden ook de drie maatschappelijke lagen van de Indo-Europese maatschappij vertegenwoordigen: de heersende klasse (de priesterlijke of soevereine functie), de krijgersklasse (de krijgsfunctie) en de boerenklasse (de vruchtbaarheidsfunctie).
Deze indeling was bovendien kleurgebonden: wit stond voor de wijze koning, rood voor de krachtige strijders en zwart voor de schoonheid van de boeren. Een zwarte boer (of piet) heeft dan ook een veel diepere betekenis dan gewoon een prent in een kaartspel.
Het vermoeden dat het kaartspel een weergave is van de Middeleeuwse maatschappij wordt ook bevestigd door de houding na de Franse revolutie. De radicale overheid van 1793 tot 1794 wierp het oude regime omver. Een goede revolutionair speelde niet met koningen of koninginnen maar met de drie figuren: vrijheid, gelijkheid en broederschap.
Zwart is des duivels
De zwarte kleur staat dus voor de hardwerkende boerenstand maar tevens voor de grond, de onderwereld. Dat de zwarte kleur ongeluk brengt, komt door de link met de duivel. De duivel komt immers uit de zwarte onderwereld. In 1840 zegt hoogleraar Niermey nog over de duivel: ‘Zijne kleur is in het algemeen zwart. Men denke bijv. aan het spreekw. de Duivel is zoo zwart niet als men hem schildert, en aan zijne namen de Zwarte man en Zwarte Piet’.
Zwarte klaas
Maar wist je dat wij eeuwen een zwarte klaas hadden in de Lage landen? Een gedicht uit 1829 vertelt ons: `En van een Zwarten man, die in den avond dan, den schoorsteen uit kwam rijden. Hij heette Sinterklaas’.
In 1852 wordt er in een maandblad geschreven over de traditie van het Sinterklaasfeest: Maar het eigenlijke middenpunt van het feest was de Bullebak. Deze kwam reeds den vorigen avond, schrikverwekkend uitgedost; onder luid geraas en ketengerammel vroeg hij met eene doffe stem naar het gedrag der kinderen, die uit al hun magt voor hem dansten en zongen.
Op sommige plaatsen gingen angstaanjagende sinterklazen zelfs in groepen de deuren langs. Ze werden Zwarte Klazen genoemd en gingen ‘onder groot rumoer, met schoorsteenkettingen rammelend op de straatkeien de buurten rond, bonsden op deuren en vensters en riepen met
bullebakstem: Synder ook quaje kyeren?
De zwarte ging dus op zoek naar stoute kinderen…
Vandaag zien we Zwarte klazen nog op de eilanden in Nederland. Hieronder zien we bijvoorbeeld de Sunderums op Terschelling.
Zwarte pieten
Een zwarte piet ontvangen: het is geen lachertje. Niet als kind en niet als volwassene. Je wordt zwart gemaakt. Letterlijk. Of het kaartspel iets te maken heeft met het oude maatschappijbeeld zullen we nooit zeker weten. En of het verbonden is met ons Sinterklaasfeest ook niet. De gelijkenissen tussen de roe(t)dragende piet en de duivel zijn echter heel opvallend. Een goede moraal en weinig roe wens ik iedereen alleszins toe.
Gudela
Bronnen:
Mensinga, J. (1852) ‘Het St. Nicolaasfeest’. het Leeskabinet.
Niermeyer, A. (1840) Verhandeling over het booze wezen in het bijgeloof onzer natie. Rotterdam: Wijnands.
Ter Gouw, J. (1874) De Oude Tijd. Haarlem: Kruseman en Tjeenk Willink.
Van Arum, P. (1829) De Nederlandsche kindervriend. In gedichtjes voor de welopgevoede jeugd. Amsterdam: Schalekamp en van de Grampel.
‘Ze piepen nog’, Rotterdamsch Nieuwsblad, 7 december 1896.