Het is ontegensprekelijk: de mens heeft behoefte aan licht. Net als het hoofd van een zonnebloem draaien wij mee met de zon. Uiteindelijk zijn we niet anders dan alle planten en dieren: behoeftig om te groeien en te bloeien. Dat het stralende licht terugkomt in februari en er voor zorgt dat we ons weer beter en frisser voelen, herkennen we en dit wordt benadrukt door het lichtfeest. Het is tijd voor een nieuwe start, het hervinden van het licht. Het is tijd dat we pannenkoeken bakken, symbool voor de zon.
Maar waar komt die lichtmis vandaan? Waarschijnlijk was het al gekend in voor-Christelijke tijd. In de 4e eeuw werd het natuurfeest, vermoedelijk gewijd aan de moedergodin, verbonden met het Christelijke Maria Lichtmisfeest. In het jaar 542 werd deze verbinding officieel en werd het feest een erkende feestdag. Wat we echter bijna met zekerheid kunnen zeggen is dat het oude vruchtbaarheidsfeest verschoven is naar een meer gekuiste versie. In de middeleeuwen werd het echter nog Vrouwendag genoemd. Aat Van Gilst wijst er op dat geheel februari ook de vrouwenmaand bij uitstek wordt genoemd: elke dag valt er wel een vrouwelijke heilige te herdenken en deze staat ook bijna altijd in verbinding met licht of vruchtbaarheid. Hij legt ook de link tussen de eerste vrouwelijke heiligen en de oude heidense vrouwencultussen.
Maar het gaat verder: februari werd in het Oud-Nederlands en het plat-Duits ook Hornung genoemd. Hornung herkennen we nog in het Engelse woord horney. Februari verwijst dus naar wellust en geilheid. Vermoedelijk wordt hiermee niet de wellust van Maria bedoeld, maar eerder die van moeder aarde. De aarde wordt wellustig en wacht op het zaad. Klinkt ontzettend vulgair, maar aangezien de aarde zorgt voor eten, werd daar niet moeilijk over gedaan in de Middeleeuwen. In verschillende volkskalenders wordt er ook, als men het over februari heeft, verwezen naar de sprokkelmaand. Hoewel er wel eens wordt geopperd dat dit van het sprokkelen van hout zou kunnen afkomen, menen meerdere etymologen dat sprokkel uit het Middelnederlands sporkelmaent komt, dat verwijst naar het Latijn spurcalia, naar feesten in februari die door de kerk als smerig en zedeloos (Latijn: spurcus) werden beschouwd. De kerk trachtte het te verbieden (zie de Indiculus superstitionum et paganiarum of kleine index van bijgelovige heidense gebruiken). In deze index, opgesteld tijdens de synode van Leptines in 742, werd onder andere stelling genomen tegen de “Spurcalibus in februario”. Ongeveer tegelijkertijd (ca.750) wordt in een homilie gezegd: “Diegene die in februari door allerlei minder oirbare handelingen de winter probeert uit te drijven, is geen christen, maar een heiden.” Ze probeerden dus deze smerige
feesten te verbieden, maar dat lukt niet.
Maar wat zijn die smerige feesten dan ? Misschien hier een tipje van de sluier?
Volgens Burchoon in zijn `Nieuwe Wereld vol Gecken`(17e eeuw) werden er vroeger `verschillende feesten gevierd die dag, die tot allerlei uitspattingen aanleiding gaven. Die dag verlieten de dienstboden den dienst om te trouwen.`
Een oud rijmpje benadrukt dat de lichtkaarsvrouwen niet te vertrouwen zijn: Hierom, die wil licht-mis houwen, Moet sich niet te veel betrouwen. Op een lichte Vrouwe-keurs, Want sy dunt een dicke beurs. Het werkwoord lichtmissen betekende in de 17de eeuw dan ook: uitspatten, zich aan losbandige vreugde overgeven.
Losbandige vreugde kennen ze ook nog in de Baltische Staten. Specifiek in Letland, Zemgale, ontwaken rond deze tijd vruchtbaarheidsgeesten. Gekleed in schapenvacht en met een strooien punthoed lopen ze van huis tot huis om de vrouwen en de aarde met rituelen tot vruchtbaarheid te brengen. Dit prachtig gebruik vind je terug in dit liedje van Auli. Ze vertellen ook meer over de geschiedenis en de gebruiken.
Vruchtbaarheidsrituelen dus.
Om de cirkel rond te maken, wil ik u het volgende niet onthouden: ook volgens het Nederlands Woordenboek is het woord lichtmis voor een wulpse vrouw misschien toe te schrijven aan een onnadenkend gebruik van de naam van ‘t feest onder bijgedachte van licht, lichtzinnig.; 17de eeuw ook: lichtvink, lichtschute; 18de eeuw: lichtlooper.
Wie in februari het lichtfeest goed wil vieren, kan dus de gekuiste versie kiezen of de oude betekenis terug naar boven halen. Dat het licht terugkeert, daar kan niemand omheen de laatste dagen. Voor kinderen is een lichtfeest met pannenkoeken en kaarsen een mooie optie. Als volwassene vind ik misschien het laatste gebruik toch interessanter.
Doorheen Limburg zijn er nog meer restanten van deze vruchtbaarheidsrituelen, zoals de krombroodjes vanaf de kollenberg (kol: heks) in Sittard. Ik vermoed dat de vruchtbaarheidsrituelen ook verder doorleven in `Vastelaovond`. Maar daarover later meer. Laat u dus maar gaan tijdens de komende carnavalsperiode: de aarde zal je dankbaar zijn.
Gudela
Bronnen:
Burchoon, I. (1641) Nieuwe wereld vol Gecken.
Van Gilst, A. (2001) Wijze vrouwen en godinnen, Uitgeverij Aspekt: Amsterdam.
Vondel, J. van den ( 1644) De werken van J. van den Vondel: Brieven der heilige maeghden, Grotius Testament (E-boek)
Volksleben. Untersuchungen des Ludwig Uhland Institutes der Universität Tübbingen: band 6, fasnacht.